Ik lig al twee dagen op de bank om er voor te zorgen dat ik niet te vroeg beval.
En ik kijk feelgood-films, waarbij ik beurtelings giechel en tranen wegpink.
Gisteren was er paniek, wanhoop en ook verdriet, omdat ik het gevoel heb dat mijn lijf me in de steek laat. Vandaag is er ontroering en hoop. Voor de gezondheid van dit kind lig ik gerust een paar weken op de bank. Dat heb ik voor Nora ook gedaan.
Liefde voor mijn kinderen is raar. Hoe lelijk ze soms ook doen en hoe hard ze tegen mijn ingewanden aanschoppen, ik hou zielsveel van ze. Of ze nou zeuren, kusjes geven, lachen, huilen, slapen of wakker zijn. Onvoorwaardelijk.
Liefde voor mezelf daarentegen en liefde voor mijn lief (die die kinderen mogelijk heeft gemaakt) is minder gemakkelijk. Daar komt de ratio bij kijken. Die me in onvoorziene ogenblikken influistert dat wat ik doe of wat hij doet toch echt niet kan of hoort. Dat dat geen liefde is. Dat het anders zou moeten. Dat ik tekort kom. Dat ik tekort doe.
Zonder verder in details te treden, kan ik wel vertellen dat het altijd goed komt. Op tijd. Tot nu toe weet mijn hart nog altijd mijn ratio te verslaan. Ik zou dat wel wat vlugger willen kunnen.