zondag 17 oktober 2010

de leeuwin en het leven

Ik las net in een boek over eeuwig leven. Over dat de mens de enige biologische soort op aarde is die besef heeft van haar eigen sterfelijkheid. En dat dat niet gemakkelijk is.
Ik vind het altijd raar als ik zoiets lees. Ik snap nooit zo goed waarom mensen zo bang zijn om te sterven, om oud te worden. Ik heb dat nooit gesnapt.
Als kind had ik regelmatig een doodswens. Niet dat ik heel erg depressief van aard was, eerder melancholiek. Maar op de 1 of andere manier geloofde ik dat als je dood bent, er rust volgt. Rust van de herrie in mijn hoofd, mijn lijf. Het was soms eerder het leven dat me de stuipen op het lijf joeg dan een mogelijk einde van het leven.

Nu heb ik die wens niet meer. Ik heb te veel interessants om me heen om ervan af te willen. Maar nog steeds ben ik niet zo gehecht aan leven. Ik geloof er heilig in dat er na de dood iets nieuws, iets moois op ons wacht. ik geloof het niet, ik weet het.

Een paar maanden geleden heb ik mijn spirituele naam aangevraagd (ingewikkelde numerologie-procedure). Deze naam zegt iets over wie ik ben, wat mijn pad is in dit leven. Hij luidt: Surpreet Kaur, wat zoveel betekent als 'de leeuwin die vervuld is van de liefde van God'. Toen ik de naam las, voelde ik opluchting...en herkenning. Opluchting omdat ik dan niet zoveel hoef te doen in het leven, alleen maar vervuld zijn van liefde. Maar vooral ook herkenning. Ik ben eigenlijk altijd al en heel gelovig mens geweest. Als kind bad ik op eigen initiatief (zelfs toen mijn moeder het niet meer met me samen deed) elke avond een gebedje in mijn moeder's dialect. En daar plakte ik altijd van alles achteraan wat ik er in miste. Dan dankte ik behalve 'het kindje Jezus' ook al mijn familieleden en vroeg God om bescherming voor hen. Niet uit angst dat er iets slechts zou gebeuren als ik het niet deed. Maar uit geloof dat het goed was. En het gaf me rust.

Hoe kan het dat ik weet dat het goed is, ook als ik dood ben? Waar komt dat geloof vandaan? Hoe kan het dat ik soms vanuit het niets denk aan mijn opa, zijn sigaar ruik terwijl er niemand in de buurt is? Of dat ik het gevoel heb dat mijn oma achter me staat? Voor zover ik weet is het geen geloof dat ik van thuis uit heb meegekregen. We hebben daar nooit over gepraat. Over God praat je niet in de katholieke kerk. Je hebt ontzag voor God en doet de dingen zoals de kerk die voorschrijft omdat dat nu eenmaal zo hoort.




Inmiddels jaagt het leven me niet meer zo vaak de stuipen op het lijf. Ik kan het omarmen, ermee zijn. Het is niet altijd leuk. Maar dat geeft niet. Groeien doet pijn. Maar stilstaan is waarschijnlijk nog veel erger.