Ik zie een boos kind. Een kind dat wil dat het anders gaat. Het vuur schiet uit haar ogen. Ze is het niet met me eens. Ze roept: "je bent de allerrotste rotmoeder!" Au, dat doet zeer.
En mijn hoofd denkt:
"Hoe haalt ze het in haar hoofd om zo tegen me te praten?"...
...en "Ze zal moeten leren zich fatsoenlijk te gedragen"
...en dan "Oh, help, ze heeft gelijk. Waarom dwing ik haar tot dingen die ze niet wil?"
...en "Ja, maar het leven heeft zijn beperkingen. We kunnen niet maar alles willen en doen."
...en "Ik ben een slechte moeder. Andere moeders doen dat veel beter."
...en "We moeten met haar naar een opvoedadviseur. Ze heeft een woede-probleem."
Wat roept het bij mij een frustratie, angst, onzekerheid en vooral ook boosheid op. Wat mijn kind al niet los kan maken in me. Ze woelt oude stukjes los tot ik er niet meer aan ontkom.
En dan keer ik maar naar binnen. En voel echt. Ik lig op mijn matje en luister naar een geleide meditatie. Een zachte stem helpt me mijn boosheid te voelen. Mijn eigen boosheid over niet gezien worden, die ik altijd maar onderdruk. Me weer een beetje meer aanpas. Of vlucht in afleidingen. Want ik heb geen redenen om boos te zijn. Ik heb het goed. Wat ben ik toch ondankbaar.
Dat gevoel mag gezien worden. Door mij, niet door een ander. Waar ik altijd wacht op een ander (moeder, vader, partner, vrienden) om mij te zien, zie ik dat de enige die mij echt kan kennen en zien ikzelf ben. Ik mag mij zien.
En ik zie mezelf als klein meisje. Met mijn kleine meisjes-angsten. Angst voor een krokodil onder mijn bed. Voor de donkere nacht. En ik voel hoe echt deze angst toen voelde. Ik maak ruimte om bang te zijn. Geen sussende woordjes (die ik zelf vaak gebruik voor mijn eigen kind), geen ontkenningen en verzwakkingen. Want dat geeft mij het gevoel niet gehoord te worden. Daar word ik boos om. Alsof ik niet geloofwaardig ben. Maar het gevoel dat er een krokodil onder je bed ligt, is echt heel erg eng. Dat kruipt in je lijf. En als je dat verdringt, ontstaat er boosheid.... Ja, maar
En dan ontstaat er ruimte geeft in mijn lijf. Want ik geloof mezelf. En ik erken mezelf. Ik mag er zijn. Ik hoor en zie mezelf. En ontstaat er steeds een beetje meer vrijheid.
En dan keer ik terug naar mijn eigen kind. En ik beloof je, kleine meid, dat ik je serieus neem. En dat ik je help om te gaan met zulke angstige en boze gevoelens. Ik help je te voelen en verwoorden. Want jij kunt dat nog niet zelf, ik moet dat met je samen doen. Zodat jij het straks alleen kunt. Of hulp durft te vragen. En er ruimte blijft voor jou om een tot een sterk mens uit te groeien.