zondag 15 mei 2016

De grote overschatting van het geschreven woord

Ik keek laatst naar de manier waarop mijn meisje heel geconcentreerd een appeltje zat te eten. En het flitste ineens door me heen: wat moet het heerlijk zijn om niet te kunnen lezen. Ik lees namelijk altijd, zelf wanneer ik een appeltje eet. De krant, een boek, de folder van Albert Heijn. 

Maar daar gaat het me niet om. Ik moet wat midfuller omgaan met mijn eetmomenten, ik weet het.

Maar ik maak me wel zorgen. Ik denk dat we, zodra we de geschreven taal gaan ontdekken, behalve een nieuwe wereld ontdekken, ook een andere wereld minder gaan waarderen. De wereld waarin alles mogelijk is. De wereld van de ongebreidelde fantasie. Het leven wordt rationeler zodra we beginnen met lezen. En dat gaat deels vanzelf. Maar in het onderwijs zoals ik het soms zie, word je er ook toe gestimuleerd. Tekenen en beeldtaal krijgen minder aandacht. Worden naar een tweede plan geschoven als ondersteuning voor het snappen van een tekst. Tekenen wordt in een lesje verpakt. En worden de boodschappen die het kind in zijn tekeningen verbeeld nog wel begrepen door haar juf of meester?

Met de opkomende drang om zo vroeg mogelijk te leren lezen (zelfs als je daar nog helemaal aantoe bent) verliezen sommige jonge kinderen ook het vermogen om te visualiseren: in hun verbeelding het leven mooier maken dan dat op het oog lijkt te zijn. 
Maar juist dit visualiseren is zo belangrijk. Want het vermogen om een mooie wereld te visualiseren, eerst in je eigen hoofd en hart en vervolgens samen met anderen (zoals in het soms zo onderschatte vrije spel van kinderen), is volgens mij de basis om een mooiere wereld te creëren. Het vertrouwen dat je met jouw magische vermogens invloed hebt op de (soms te voorspelbare en oervervelende) wereld om je heen, is een voorwaarde voor zelfverzekerdheid. En natuurlijk ga je steeds de realiteit onder ogen zien. Maar uiteindelijk maken wij samen de realiteit. En als we vanaf ons vijfde al met onze neus in de echte wereld geduwd worden (jij denkt nu wel lekker te kunnen kleuteren, maar wij zijn vooral heel hard bezig met je voor te bereiden op de prestatiestrijd waar je al heel snel in terecht zult komen), hoe houden we dan vertrouwen in een mooie wereld? 

Ik hoorde laatst weer iets over een zorgwekkende kleuter die nog geen 15 (of is het al 18?) letters herkende. Zou ze het wel gaan redden in groep 3? 
Ik voelde me misselijk. Wat ik zag, was een prachtig open en intelligent kind. Een kind dat graag speelt en contact maakt met de kinderen om haar heen. Een twinkeling in de ogen. Zien haar leerkrachten dit niet? Zijn ze zo bang voor de inspectie, het Grote zwaard van CITO? Wat? Ik snap het niet.
Waar zijn we zo bang voor? Dat kinderen niet meer leren lezen? Alle kinderen leren uiteindelijk wel lezen. Het liefst enigszins op hun eigen tempo. Soms wat sneller en dan weer met wat meer moeite. De één is een taalwondertje en dat is prima. Maar een ander is juist heerlijk met andere ontwikkelingen (muzikaal of creatief) bezig en heeft dus ietsminder ruimte in het lijf en het hoofd voor snelle leesvordering. En dat is okee.

Vertrouwen hebben we nodig. Vertrouwen in onszelf. 
Maar hoe kunnen we onze kinderen leren vertrouwen op zichzelf als wij er niet op vertrouwen dat zij allemaal heel graag willen groeien en bloeien en dat pushen dus weinig zin heeft.
Hoe kunnen we vertrouwen op de kundigheid van onze kinderen als we geen vertrouwen hebben in onszelf?