Frustratie is nodig. Zonder kan een mens niet. Het zit vlak voor de doorbraak. Altijd. Zelfs bij mijn kinderen zie ik het. Soms gaat het gepaard met hangerig, moe en ziek zijn. Verminderde weerstand. En dan ineens kan mijn kleintje omrollen. Of mijn oudste dochter kan ineens heel moeilijke woorden lezen. En ik durf dan ineens tekeningen te maken voor een ander. Of ik durf me uit te spreken voor iets.
Die frustratie is bij mijn oudste dochter en mij altijd heel groot. We zijn nogal weerbarstige types. We verzetten ons graag. Zij nog lekker kinderlijk openlijk, ik verzet me vooral in gedachten.
Maar we maken vaak ook grote sprongen. Ineens opent de wereld zich voor ons en zijn we helemaal in ons element. Dan gaat onze energie tekeer en kunnen we alles. Himmelhoch jauchzend und zum Tode betrubt. En daarmee wil ik leren leven. Het hoort bij me, zo ben ik.
Tegenwoordig kan ik mezelf ook terugfluiten als ik in de high energystand sta. Zodra die me niet meer dient, maar uitput bijvoorbeeld. En ik merk ook dat ik mijn frustratieknopje zelf enigszins kan bijstellen.
Stiekem hoopt iets in mij dat het ooit voorbij gaat. Dat er een dag komt waarop ik alles kan. Dat ik klaar ben of af. Dat is eigenlijk een heel idiote gedachte voor iemand die gelooft in levenslang leren.