En nu ben ik niet meer zo van de kerk, maar deze plek raakte me. We zijn er misschien een uur blijven hangen. De hele kerk hangt vol met iconen van Maria, Jezus, verschillende heiligen. Iederen lijkt er zijn eigen lievelingsheilige op te zoeken en te vereren met een kusje, een kruisje, een kaarsje. Soms wordt er geknield.
Voor de madonna met het kind stond een enorme rij mensen van alle leeftijden, rangen en standen. Ze hadden briefjes, ingevuld, bij zich. Als ze aan de beurt waren, werd de glazen plaat voor de icoon uitbundig gekust, ze sloegen meerdere kruisjes.
En ik vraag me af wat hun gebeden waren. Wat vroegen ze, wat hadden ze nodig? En hoe voelde het om vervolgens weg te gaan, naar huis of naar het werk. Was de last van de schouders getild? Hadden ze weer wat vertrouwen in het leven?
Ik ben heel gelovig. Ik geloof in Jezus, in god of het goddelijke, in Maria. Altijd gehad ook. Ik geloof niet dat ik ooit getwijfeld heb. Waar ik nooit zo'n vertrouwen in had, is de kerk. Ik moest elke week gaan, maar luisterde nooit. De lessen snapte ik niet. Maar de muziek, de beelden en schilderijen, de engelen. Prachtig. Daar voelde ik het goddelijke.
Toen ik klein was, overleed mijn lievelingsoom, nonk Pierre. Hij was mijn held. Hij was de held van de familie. Een slimme, grappige en ongelofelijk liefdevolle man. Het leven was na zijn dood nooit meer hetzelfde. Ik ben altijd blijven praten met hem. Niet dat ik hem zie of zo. Ik hoor hem niet antwoorden. Maar ik had hem zo nodig, dat ik tegen hem bleef spreken.
Ik heb dus een heel persoonlijk geloof. En ineens zag ik zoiets openlijk gebeuren in deze russisch-orthodoxe kerk. De mensen zagen er uit alsof ze op bezoek gingen bij een dierbare vriend. Dat vind ik zo ontroerend. Maar brengt deze vriendschap ze ook dichter bij het leven, hier en nu op deze aarde?
Toen ik veel dacht aan mijn oom, deed ik dat soms uit wanhoop. Ik wilde niet leven in een wereld zonder hem. Ik wilde niet leven in een wereld waarin de hele familie stomgeslagen was door het plotselinge verlies. Ik was mijn kinderlijke onschuld kwijt geraakt. Ik ontdekte dat het leven moeilijk is.
Nu, ruim 30 jaar later, blaas ik mijn spiritualiteit nieuw leven in. Ik bid of mediteer, vraag hulp aan engelen, Maria en overleden ooms. Maar ik houd vooral ook van het leven. Ik zoek bewust het mooie in het alledaagse. Dat gaat niet altijd vanzelf. Als ik te veel in de krant lees, verlies ik al mijn geloof in het goede van de mens, van mezelf. Dus daar ben ik voorzichtig mee. Want ik weiger nog langer te geloven dat de wereld hard is, dat mensen moeilijk zijn. Of dat sommige mensen goed zijn en andere niet. Ik doe er niet aan mee.
Zo. Klaar met mijn pleidooi voor mijn eigen gelovigheid. Een kaartje erbij dan maar:
Ik ga mezelf niet langer vasthouden in wat waar is of niet. De zak mag weg. De wereld is open en ik ben vrij om te doen, te zijn wat ik wil met wie ik wil.
Jij ook trouwens.
Hoe zou het trouwens met de kindjes zijn?
Geen nieuws van de kinderen vandaag. Geen nieuws is goed nieuws.