Ik loop op de hei, naar het bankje op de heuvel. Daar doe ik mijn ochtendmeditatie. Ik kies een kaartje. Mijn vraag is hoe ik nu aan het werk ga.
De appel. Die valt pas als hij rijp is, ik hoef maar te wachten en op te letten. Dat betekent dus dat ik niet hoef te rennen, de boel altijd maar voor zijn. Zoals ik tot voor kort deed, altijd maar anticiperen. En vastklampen wat ik mogelijk zag.... En het dan toch kwijtraken, omdat ik er zo aan gehecht was.
Rijpen. Vallen. Vangen. Ontvangen. Geven. Doorgeven. Of zaaien. Groeien. Bloeien. Rijpen. Vangen. Ontvangen. Geven. Doorgeven.......
Dezelfde dag 's avonds:
Het was een goede dag. Een dag van actie en plezier. Van meegaan met de golven van de dag. Tijd voor werk, tijd voor kinderen, tijd voor mezelf, tijd voor mijn man. Ik was er helemaal. Zonder vol hoofd dat al bij volgende week is. Ik was er in het hier en nu...ik ben er nog steeds.
En leg ik alle werk neer & maak ik tijd voor mijn dochter.
Nora:
"Ik vind hem wel mooi." Het kaartje is een beetje gebogen, constateert ze. Dat klopt, het is een alltime favourite van kinderen. Het is een heel lief zacht knuffelig kaartje. Daar houden veel kinderen van, zelfs stoere jongens.
"Het is net alsof ik samen met een dier ben, zegt ze. "...of met E. (haar kleine zusje). Ik vind haar heel lief. Ik wil graag voor haar zorgen. Ze is een soort van mijn konijn..."
Eh...juist ja.
En na het kaartje deden we de kieteldood.